Het zijn de jaren zeventig. Ik ben acht jaar oud en mijn ouders weten zich geen raad. Een jaar lang ga ik wekelijks naar de kinderpsychiater. De context waarin de problemen zich manifesteren blijft onaangeroerd. Het is een vorm van symptoombestrijding. Systeem- of gezinstherapie staat nog in de kinderschoenen. Uit overleving en zelfbescherming trek ik me terug. Als ik contact maak met de ander is het vanuit de aanpassing, voornamelijk uit angst te worden overlopen of mijn zelfbeheersing te verliezen.

In mijn jonge tienerjaren raak ik nog meer geïsoleerd, al begeef ik me tussen veel mensen. Ik kom uit een arbeidersfamilie en de brug naar het VWO in Hillegersberg heb ik zelf te slaan. Het valt me moeilijk contact te onderhouden met medeleerlingen. Er zijn ook klasse verschillen.

Op de voetbalvereniging ben ik een van de vele Vermeulens. De grootste voetbalfamilie van Nederland schrijft een bekend weekblad. Vanaf mijn elfde werk ik in de schoolvakanties in het installatiebedrijf van vader en ga op pad met dakdekkers, loodgieters en elektriciens. Op school, in het bedrijf en op de vereniging doe ik prettige en minder prettige ervaringen op. Door een gebrek aan communicatie en geborgenheid thuis kan ik deze ervaring niet verwerken. De twijfel en zelfhaat groeit. Ik ben aan het overleven, aan het zwemmen, zonder gevoel voor richting.

En dan verandert er iets. Een eerste liefdesrelatie, studeren in een andere stad. Ik ontmoet vrijere geesten met andere dromen. Het gevoel van isolatie blijft, feitelijk ben ik een eerste generatiestudent. Wel is er een hernieuwd contact met het innerlijke en begin eigen keuzes te maken. Ik verander van studie; voor langere tijd ben ik af en aan in het buitenland. Er volgen meer liefdesrelaties en ik werk in verscheidene sectoren. Ik ben ondernemend maar ook ingewikkeld geraakt, met in mijn hoofd een wirwar aan ideeën, verwachtingen, angsten en verlangens. Tegen beter weten in hoop ik op meerdere plaatsen tegelijk houvast en grond onder mijn voeten te vinden.

Tien, vijftien jaren verstrijken. Dan is het 2007 en mijn leven draait om het organiseren van internationale filmfestivals. Ik heb mezelf uitgeput. Mijn lichaam staat stijf van de spanning en ik kan de slaap niet meer vatten. Op aandringen van mijn toenmalige partner zoek ik hulp. Na drie sessies stelt een psychologe in Boekarest de vraag of ik wel echt wil slapen. Ik heb geen antwoord en ga op zoek naar ondersteuning en kom op het spoor van Bodymind opleidingen. Al snel start ik de therapeutenopleiding met de gedachte veel therapeutische vlieguren te willen maken.

Met dank aan dat wat ik ervaar en toe uitgenodigd wordt geraak ik meer thuis in mezelf en in de wereld. Stilaan groeit ook het besef dat het therapeutschap me ligt. Ik verken de uithoeken van mijn geest en leer te luisteren naar mijn lichaam. Ik maak dieper contact met dat waar mijn Zelf, mijn essentie, naar toe wil bewegen en bevrijd me van ongezonde loyaliteiten. Ik ervaar meer natuurlijke vrijheid en kracht.

Met Lichaamsgerichte psychotherapie heb ik een werkvorm gevonden dat recht doet aan mijn waarneming en vaardigheden. Ik ervaar het als een voorrecht anderen te ondersteunen in hun beweging naar meer autonomie, verbinding, levendigheid en zingeving.